Met de rugzak door Slovenië – deel 1

In mijn vorige blog kon je lezen wat we niet hebben gedaan in de vakantie, maar leuker is het natuurlijk om te lezen wat we wel gedaan hebben. En dat is eigenlijk te veel om op te noemen.

Ik noemde al even ons verblijf bij ‘Makek‘, een bio-boerderij in een dal bij het mini dorpje Zgornje Jezersko. Vanaf het vliegveld zijn we met de taxi naar het busstation van Kranj gegaan. De laatste meters vanaf de bus liepen we naar Makek. Toen we daar aankwamen, werd ons gevraagd waar onze auto stond. Er komt daar echt niemand met het openbaar vervoer en als ze gaan wandelen is het niet ver. Waarom is ons een raadsel, zeker na mooie tocht die we in de week daarna gemaakt hebben. En daarbij was het alleen maar handig dat we geen auto hoefden op te halen. Zonder auto kan je overigens in het dal van Makek niet veel doen, we hadden geluk bij de post wat geld te mogen pinnen want er is geen pinautomaat in het dorp, maar het is er perfect voor een paar dagen rust.

De eerste hut waar we sliepen was de Češka koča, waar we de eerste avond de enige gasten waren. Het was ook nog een uitzonderlijk mooie zwoele avond, dus ondanks het feit dat ze er echt niet kunnen koken, is dit nu en van mijn favoriete hutten. Wat hielp waren de grote hangbakken met petunia’s, waar M. me betrapte op het weghalen van oude bloemetjes.

Na twee nachten in de Češka koča vertrokken we weer. Het was wel weer even wennen, omdat we nog geen echte bergwandeling met rugzak gelopen hadden. We gingen over het Jezersko sedlo, een klein stukje Oostenrijk en het Savinsjko sedlo naar de hut bij Okrešlju. De naam van de hut is ‘Frischaufov dom na Okrešlju‘, maar op alle borden staat alleen Okrešlju aangegeven, hetgeen wel handig was om te weten. Op de grens hebben we nog rustig gepauzeerd, waarna de afdaling begon. Eerst wat steil, maar de hele tijd goed te doen. Onderweg kwamen we nog een kleine bivak tegen die niet op de kaart staat. Gedurende de afdaling trok het dicht en begon het te rommelen, dus we hebben de vaart er een beetje in gezet. Door een landschap met lage bomen, rotsen en veel bloemen bereikten we de hut net voordat de bui begon.

Het plan was de volgende dag af te dalen naar de Logar vallei om vanuit daar een bus te pakken en richting het Soča dal te gaan. Dit werd ons echter afgeraden omdat er maar 1 bus per dag rijdt en in het weekend zelfs helemaal niets. De kans was dus dat wij voorlopig niet uit het dal zouden kunnen vertrekken.

Volgens de huttenwaard was de kortste weg over het zadel – Kamnisko sedlo. We moesten vroeg vertrekken, want ook vandaag was er ’s middags kans op onweer. Het pad ging is door het bos, daarna over een open helling. Doordat we een steenbok zagen, misten we echter de instap waar het pad bij de rotsen omhoog gaat. Het heeft ons zeker een half uur gekost voor we dit doorhadden en weer op het juiste pad waren. Gelukkig zagen we mensen die het pad namen, waardoor we ons realiseerden dat we echt verkeerd zaten en zijn we teruggekeerd. In de rotsten gaat het steil omhoog, maar met veel treefjes. Het is geen klettersteig en met een rugzak goed te doen. Om 8.45u. zaten we in de hut boven, Kamniška koča, aan de Palačinke (pannenkoekjes). De afdeling naar Kamniška Bistrica was lang, maar relatief geleidelijk. Het laatste stuk gaat door het bos. Beneden namen we een taxi naar Kamnik, doordat we verkeerd gelopen waren hadden we de bus net gemist. In Kamnik wachtte een heerlijke douche in hostel Pod Skalo, waar we via het toeristenbureau terecht kwamen.

De dag erna was zaterdag en een reisdag. Er rijden maar weinig treinen in Slovenië op zaterdag, dus namen we de bus. Na een overstap in Ljubljana arriveerden we rond 12.30u. in Kransjka Gora, waar we een paar dagen in een appartement wilden verblijven. Het was tijd voor een paar dagen rondslenteren, zelf koken en in de zon zitten. Zo zijn we onder andere naar een waterval gelopen bij Gozd Martuljek, waar we erg verse melk dronken bij een almhut, en over de rivierbedding terug konden. Beneden staat dat het pad dicht is, maar bij laag water kan je er gewoon langs.

Later meer over de tweede helft van de vakantie.

(Niet) klettersteigen in Slovenië

Het plan om naar Slovenië op vakantie te gaan, ontstond doordat we wilden klettersteigen. In onze klettersteig-atlas vonden we meerdere klettersteigtochten bij elkaar in de de Kamniske-Savinske Alpen (ook wel Steiner Alpen genoemd). Toen ik in dat gebied ook nog een leuke bio-boerderij (Makek, voor wie ook wil, het is namelijk een aanrader!) als eerste overnachtingsplek vond en we toevallig tegen een kaart van het gebied aanliepen bij de reisboekenwinkel, toen wisten we het zeker. Het werd Slovenië dit jaar.

Onze eerste zou de Grintovec worden. De Grintovec is met 2558m. de hoogste berg van de Kamniske-Savinske Alpen. Het berggebied is maar klein, waardoor de beklimmingen steil zijn. De ideale plek voor een klettersteig, zou je denken. Vanuit de Češka koča, waar het heel fijn toeven is maar niet zo goed eten, vertrokken we richting de Grintovec over de ‘normaalroute’. Eerst over een puinhelling, daarna over rots.

Hier en daar hing wel staaldraad, maar het is toch vooral ongezekerd klauterwerk. Een echte klettersteig kan je het niet noemen. Je set zou meer in de weg zitten op de ongezekerde stukken, dan dat het bijdraagt op de korte gezekerde stukken. In 3,5 uur staan we boven. Vlak er voor, op de kam, hebben we een appel gegeten met uitzicht richting het zuiden. Helaas trokken er wolken voorbij, waardoor het uitzicht minimaal was. We hoopten op een echte klettersteig op de route die we terug zouden nemen. Het werd weer vooral klauterwerk met af en toe een kabel. Toch gek, want in de klettersteig-atlas staan alle routes op de Grintovec beschreven als rode (en dus gemiddeld moeilijke) klettersteig. De terugweg was vooral lang. Al met al een best pittige en niet zo mooie wandeling. De klettersteigset hebben we niet nodig gehad, een helm is echter wel aan te raden. Het leukste was de jonge steenbok die we tegenkwamen, wat een mooi beestje!

Een kleine week later wagen we nog een poging een klettersteig te vinden in de Julische Alpen. Dit keer zijn we vanaf de Vršič-pas naar de hut (genaamd Zavetišče pod Špičkom) onder de Jalovec vertrokken. Bij aankomst krijgen we een geweldig ontvangst van twee dames die de sterren van de hemel koken in deze hut zonder stromend water (voor de gasten dan). Ik heb de hut al eerder genoemd, ik vond ‘m namelijk geweldig.

Omdat ik over ons avontuur hier en de mislukte toppoging (als je het al zo mag noemen als je je tocht na een half uur al moet afbreken) al eerder beschreven heb, kan ik alleen nog toevoegen dat de dames vertelden dat het geen zin zou hebben onze klettersteigsets mee te nemen. Er hangt te weinig staaldraad en ook hier zou je set alleen maar in de weg zitten. Uiteindelijk blijkt dat we de (waarschijnlijk) enige echter klettersteig in dit gebied wegens het slechte weer gemist hebben, naar het schijnt op de Prisojnik (aan de andere kant van de Vršič-pas).

Vanuit Bovec zijn we een aantal dagen nog de Kanin (2585m.) op geweest over een route die door de klettersteig-atlas aangemerkt is als een blauwe klettersteig. Ook hier weer wat  lastig handen- en voetenwerk, maar de set blijft in de tas.

De rest van de vakantie besluiten we op te houden met pogingen te doen klettersteigtochten te vinden. Lange dagtochten met afwisselend landschap zijn ook geweldig. Hierdoor lopen we uiteindelijk nog een erg mooie wandeling vanuit het Lepena-dal naar een hut boven Tolmin, Koča na planini Razor en maken we de oversteek, via de berg Vogel (1922m.) naar Bohinj.

Om te voorkomen dat dit een beetje treurig verhaal is, hierbij wat positieve conclusies:

  1. Slovenië is en blijft een geweldig mooi land, waar je schitterende wandelingen kan maken.
  2. We vinden een lange wandeling boven de boomgrens het leukst, bergtoppen ‘doen’ voegt hier niet zo veel extra’s aan toe.
  3. Als we willen klettersteigen moeten we gewoon weer naar Italië, en laten we dat nou ook een fijn land vinden. We kunnen dus weer plannen gaan maken.